Libanon

Vertrekken

Moet echt weg


Toen ik op de ochtend van m’n vertrek, m'n ogen open deed, besefte ik dat die vreselijke en lang voor me uitgeschoven dag toch echt definitief was aangebroken. Het was dan ook geen prettig ontwaken, maar ik ben wel gewoon m'n bed uit gekomen om m'n blaas te legen. Daarna heb ik me nog gewoon gewassen en m'n tanden gepoetst in ons washok.

M'n “handbagage” had ik de avond tevoren al ingepakt. Ik moest er alleen nog m'n toiletspullen bij doen, die dus nog op het schapje in het washok lagen. Met een vreemd gevoel van definitiviteit heb ik die toen, bij m'n bajonet, bovenop de spullen in m'n tas gedaan. 

Die hele ochtend heb ik nog de ijdele hoop gekoesterd dat we te horen zouden krijgen dat, het vertrekken, op die dag, niet door zou kunnen gaan omdat Israel precies dat moment zou kiezen voor de grote inval in Libanon die duidelijk op stapel stond.

Als we daardoor wat langer in Libanon zouden moeten blijven vond ik dat eigenlijk allang goed. Alles vond ik namelijk beter dan moeten vertrekken, maar op die dag, gebeurde er natuurlijk gewoon niets.


Voordat ik uiteindelijk echt weg zou moeten, heb ik nog wel een allerlaatste rondje over de post gelopen.

Dat rondje begon ik door eerst het slaaphol in te lopen, waar m'n lege bed in de hoek stond te wachten op de volgende slaper. Wie zou er die avond in m'n bed slapen? Vanuit het slaaphol, liep ik onder het tentzeil door, de bunker in om een laatste blik op onze voorraad te werpen maar er stonden alleen wat kisten met noodrantsoenen en extra munitie, wat een mooie indruk geeft van de prioriteiten in een leger.

Daarna vervolgde ik m'n laatste rondje over de post. Eerst naar het washok met de roestvrijstalen wasbak met drie kranen, waar ik me even daarvoor nog een laatste keer gewassen had. Toen liep ik langs de douche met z’n benzine gestookte boiler, de wc en de pvc pijp die als urinoir uit de grond stak. Daar had ik, bij het opstaan nog m'n blaas geleegd. Toen via het wacht kotje en langs het aggregaat. Overal keek ik even, een laatste keer naar binnen. Zelfs bij die wc. Bij het wacht kotje heb ik nog een laatste blik door de kijker geworpen, naar het bekende uitzicht voor de post. Eerst draaide ik die kijker naar het oude kruisvaarders kasteel en post 7-2 en toen terug via het turquoise gebouwtje van de zuid Libanese post Tango aan de overkant van de wadi, waar op dat moment een oude, vuil witte mercedes met een paar mannen stond. Denkend aan de vele uren die ik daar, alles keurig aan de CP meldend, had gezeten, drong pijnlijk tot me door dat ik dat, als ik weg zou zijn, vast niet meer terug zou zien. Daarna heb ik de kijker nog even verder naar de Israëlische grens in de verte gedraaid. Met een verzwaard hart vervolgde ik tenslotte m'n afscheidsrondje via het aggregaat, naar de prefab om een laatste blik te werpen op de muurschildering die iemand van onze voorgangers daar had gemaakt.

Maar toen was daar toch echt dat vreselijke moment aangebroken. Dat moment waarop ik niet meer m’n wapen meepak maar m’n weekend tas en m’n radio. Het moment dus waarop de overgang van militair naar burger, definitief begint. Ik heb toen nog wel even m'n wapen een laatste keer vast gepakt en met tegenzin weer terug in de kast gezet. Vanaf dat moment heeft alles dat ik die dag verder meemaakte aangevoeld alsof het niet klopte.


“Eigenlijk is het een prachtige voorjaarsdag in zuid Libanon. Alleen voel ik me helemaal niet vrolijk nu ik met handbagage en radio, in onze YP moet stappen. Ik neem ook geen plaats op m'n gewone plek als boordschutter, naast de chauffeur, maar achterin bij de anderen die, net als ik, vandaag vertrekken. Mijn tijd in Libanon zit er dus nu echt op. Ik heb mijn laatste rit als boordschutter zelfs gisteren al gemaakt.

Met een gevoel zoals je dat zou kunnen hebben als je een geliefd oud thuis moet achterlaten, om er nooit meer naar terug te keren, vertrek ik uiteindelijk om naar onze Commando Post en uiteindelijk terug naar Nederland te worden gebracht. 

M'n plunjebaal word apart naar Nederland vervoerd en is achterin een drietonner gekieperd. Ik ben blij dat ik daar niet mee hoeft te sjouwen want het is een zwaar en onhandelbaar ding."

In de dagen voor vertrek hebben we daar nog een uitgebreid adreslabel aan moeten knutselen met, het Nederlandse adres van m'n ouders weer als huisadres en ik weet nog dat, dat me dat toen een heel vreemd gevoel van terug in de tijd had gegeven.


Het Nederlandse leven uit m'n jeugd, een leven waarover ik tijdens de maanden daar, alleen maar had gelezen in de brieven van m'n vriendin, kwam met rasse schreden op me af gesneld. Die zelfde dag zou het weer mijn leven moeten gaan worden, besefte ik. Even had ik nog serieus overwogen om bij te tekenen om wat langer in Libanon te kunnen blijven, maar door m’n eigen besluiteloosheid heb ik de boel maar op z’n beloop gelaten tot het echt te laat was. Toen ik later, thuis aan m’n vriendin vertelde dat ik had willen bijtekenen, werd echter meteen duidelijk dat zij daar zeker niet blij mee zou zijn geweest. (zachtjes uitgedrukt) Ze zij: "Als je had bijgetekend, zou ik het hebben uitgemaakt.” 

Het was een reactie die mij, op dat moment alleen maar verbaasde, maar eigenlijk helemaal niet verwonderlijk was. Zij had namelijk alleen relatieve "vrede" met mijn diensttijd gehad, omdat ik nou eenmaal dienstplichtig was. Een vriend die vrijwillig extra lang in het leger blijft zou voor haar en haar antimilitaristische ideeën, echt onverteerbaar zijn geweest. Haar ideeën over het leger, waren alleen niet echt bij mij in m'n militaire brein doorgedrongen. Als ik die gedachte nu trouwens even verder vervolg, besef ik dat, niet alleen mijn leven dan wel heel anders zou zijn gelopen dan nu. M'n dochter en kleindochter zouden dan bijvoorbeeld nooit bestaan hebben, om maar even een consequentie te noemen. Tenminste, ik neem aan dat ze het ook echt uitgemaakt zou hebben.


Ondertussen waren we onderweg naar onze CommandoPost en op het punt bij de oude cederboom, voordat we, voor de laatste keer het dorp in zouden rijden, op het punt dus waar ik op de heenweg voor het eerst het gebied rond onze post  gezien had en bedacht dat ik zo wel zou willen wonen, keek ik op de terug weg nog eens goed om me heen en vroeg ik me af of ik dat ooit weer terug zou gaan zien.

Bij het kapot geschoten huis met de blauw/witte tegelvloer, waar we zo vaak hadden gezeten bij de nachtelijke patrouilles, bedacht ik nog dat, dat eigenlijk een prachtige plek zou zijn geweest om te wonen. Al die indrukken bleef ik zo veel mogelijk opsnuiven totdat m'n geliefde landschap uiteindelijk achter de huizen van het dorp verdween. Die beelden kan ik ook nu nog moeiteloos oproepen. Van het prachtige landschap tot m'n allerlaatste blik richting post "Tango" in de verte die vanaf het dorp al niet meer te zien was. 


Terwijl ik weg reed, ging het leven in Libanon echter gewoon door. Daar, hadden wij in ieder geval niets aan kunnen veranderen. In mijn hoofd speelde wel nog even een gedachte van; "Als ik dit over tien of twintig jaar nog eens bezoek, is natuurlijk alles anders" en ik was een beetje jaloers op de jongens die op die dag aankwamen. Zij stonden tenminste aan het begin van hun tijd in Libanon en niet aan het eind, zoals wij.


Op de CP aangekomen, zullen we vast eerst weer een toespraak hebben moeten ondergaan maar daarvan herinner ik me nu niets meer. Ik weet wel dat we vervolgens, achterin een witte UN vrachtauto naar Beiroet werden vervoerd en daarbij moeten we weer de zelfde serie roadblocks zijn gepasseerd als bij onze aankomst. Volgens mij heb ik de hele reis naar Beiroet, diep in gedachten verzonken voor me uit zitten staren met vooral het gevoel dat ik een onafgemaakte taak achterliet die ik zo graag zou hebben afgemaakt. 

Het door burgeroorlogen verscheurde land, kwam duidelijk tot rust in de gebieden waar wij zaten. Mensen begonnen weer met het opbouwen van hun bestaan en er was, voornamelijk met ons, een welige handel opgebloeid.

Door die naderende Israëlische dreiging was dat echter allemaal in gevaar. Het voelde aan als een kruitvat waarvan de lont bijna is opgebrand. Hoe lang zou dat nog gaan duren?... Maar ik moest dus terug naar waar ik vandaan kwam.