terug naar menu

Libanon verhaal

Over een week al?


Op een gegeven moment, moest er weer een chauffeur naar ons hoofdkwartier in "Haris". Nou kwam dat natuurlijk vaker voor, maar deze keer zou de laatste keer zijn. Dat zou dus voor mij ook de laatste kans zijn om zo’n mooie grootte radio te kopen want daar wou ik, bij terug keer naar Nederland natuurlijk wel de blits mee kunnen maken. Voor een Henk van net twintig, was zoiets nog heel belangrijk. Het idee dat ik zonder, terug naar Nederland zou moeten, vond ik dan ook helemaal niet leuk.

Jan B, die op dat moment mee ging als boordschutter, heeft toen de door mij gewenste radio voor me meegebracht. Zo kon ik, als ik weer terug in Nederland was, toch nog de blits maken.

Nou werd Haris  door iedereen gezien als een aangenaam uitstapje waar ik nooit de kans voor heb gehad. Toen ik dat tegen de sergeant zij, natuurlijk met de bedoeling om mee te mogen, wees hij me er fijntjes op dat we daar niet op vakantie waren dus er kwam geen Haris uitstapje voor mij. 

Volgens m'n gebrekkige geheugen zat ik op dat moment gewoon op wacht.


Vooral doordat het de laatste keer zou zijn, drong toen echter wel, met een onaangename schok tot me door dat, dat terugkeer moment waarover ik al die maanden al, alle gedachtes vermeden had, er echt al bijna was. Ik moest dus echt,  bijna weer terug naar Nederland.

Zonder dat ik dat gemerkt had waren de maanden in Libanon dus om gevlogen.

Als je vooruit kijkt naar “over vier maanden” lijkt dat zo ver weg maar als je terug kijkt op die zelfde vier maanden blijkt dat maar een kleine periode in een mensenleven te zijn. 

De uitzendingen naar Libanon, waren afwisselend in periodes van vier of zes maanden. Ik had, vond ik tenminste, de pech dat m’n periode daar, een kortere was maar hierbij gaat het ook wel een beetje over een psychologisch effect. Een half jaar in Libanon, klinkt namelijk veel langer dan alleen maar vier maanden.


In de periode dat wij in Libanon waren, had daar een relatieve vrede geheerst en dat had me een geweldig gevoel gegeven. Ik kan ook echt wel zeggen dat het daar, door onze aanwezigheid, op dat moment zo vredig was. Wij werden daar volgens mij gezien als een serieus te nemen partij, ook al was dat misschien alleen omdat die blauwe U.N. vlag toen nog een beetje respect afdwong. 

Eigenlijk beviel het me ook gewoon erg goed om, zwaar bewapend een gebied te bewaken. De mensen waar ik in Libanon mee te maken heb gehad, leken in ieder geval blij met onze aanwezigheid en dat was voor mij een extra reden om nog lang niet terug naar Nederland te willen. Sinds ik vanuit Libanon op vakantie naar Nederland was geweest, wist ik al dat ik daar echt niet die welkome, gewapende, militaire ordehandhaver zou zijn.

Op vakantie in Nederland was ik namelijk weer gewoon een jonge met een brommer geweest. Daar was alles dus weer als vanouds. Zodra ik op daar m'n militaire kloffie had uitgetrokken, was ik meteen weer tot een stink normale burger gedegradeerd. Aan het terug in de tijd gevoel dat ik daar toen van had gekregen, had ik in ieder geval, helemaal geen behoefte. Ik was ook gewoon blij geweest toen ik, na die twee weken vakantie, weer "terug naar het echte leven" mocht. Terug naar Libanon dus. 

Het enige voordeel van terug naar Nederland gaan was, vond ik, dat ik dan eindelijk met m'n vriendin zou kunnen praten want op de een of andere manier was dat niet echt gelukt tijdens dat ene vakantieweekeinde dat ik haar had gezien.

Uiteindelijk was het echter m’n eigen besluiteloosheid en uitstelgedrag, waardoor ik toen niet serieus heb gekeken naar de mogelijkheid van bijtekenen en alles maar op z’n beloop heb gelaten.

Hoe anders zou m'n leven gelopen zijn als ik toen, voor een paar jaar zou hebben bijgetekend in het leger?


nadat ik me eenmaal gerealiseerd had dat m’n laatste week in Libanon, echt al begonnen was, kon ik die gedachte aan terug naar Nederland, natuurlijk niet meer aan de kant schuiven. Dat had ik al die maanden daarvoor namelijk prima gekund. 

Die hele laatste week was ik me dan ook pijnlijk bewust van alles wat ik voor de laatste keer deed. Van de laatste poets beurt op de post tot de laatste keer dat ik op wacht moest of een douche nam. 

Zo heb ik vooral een pijnlijk duidelijke herinnering aan m’n laatste patrouille op maandagnacht. 

Ik ben op woensdag terug naar Nederland gekomen en dinsdagnacht zou de patrouille gedaan worden door de achterblijvers die een week later zouden vertrekken. Die dus die week uitstel wel hadden die ik ook zo graag had willen hebben.

Die hele laatste patrouille was ik me dan ook, bij alle bekende punten, pijnlijk bewust van het fijt dat ik dat echt nooit meer zou gaan terugzien. Ik zie het nog zo voor me en voel me dan weer hoe ik me toen voelde:


“In de stille eenzaamheid van een donkere nacht, waarin het licht van maan en sterren schuilgaat achter een wolkendek, loop ik door een mooi heuvelland. Ik ben de laatste in een rij van vier goed bewapende militairen maar overmorgen al, moet ik weer terug naar Nederland. Vanaf overmorgen zal ik dus ook geen, goed bewapende militair meer zijn. Wat ik een heel vreemde gedachte vind. 

Ik zou zo graag nog kunnen ontkennen dat die vreselijke terugkeer naar “huis”, waar ik al die tijd zo weinig mogelijk aan gedacht heb, nu onvermijdelijk dichtbij is. 

In de verte klinkt één enkel schot van een vuurwapen. Een enkel schot en de nachtelijke stilte is weer terug. Geen van ons vieren maakt zich ook maar de minste zorgen over het schot dat net de stilte verscheurde. Met een beetje geluk zal de gene die de radio draagt horen wie het schot gaat melden en heel even heb de hoopvolle gedachte, dat er iets aan de hand zou kunnen zijn waardoor we wat langer moeten blijven, maar ik weet heel goed dat het niet zo werkt. Een geweerschot in de verte is eigenlijk ook al lang geleden een gewoon achtergrondgeluid geworden.

Ondertussen gewoon verder lopend door het rotsige landschap waar we prima de weg weten besef ik ineens dat ik nu voor de allerlaatste keer de heuvel beklim richting de opgeblazen raketbunker. Dit zal dus de laatste keer zijn, dat ik daar ga zitten bij wat al maanden onze eerste, nachtelijke "luisterpost" is. Overmorgen al, moet ik naar Nederland, maar die gedachte is, in al zijn onvermijdelijkheid nog steeds erg onwerkelijk. 

Hier, in dit ruwe land voel ik me thuis en hier wil ik graag blijven, maar overmorgen moet ik terug naar waar ik vandaan kom. Daar is echter wel m’n vriendin en de gedachte dat zij er voor me zal zijn, brengt mijn gevoelens weer tot rust.

Daar is die opgeblazen raketbunker en dit is nu dus echt de allerlaatste keer dat ik hier ga zitten. Heb ik mij, in Nederland ooit zo op m'n plek gevoeld als hier in zuid Libanon? Die gedachte brengt de droefenis in m'n hoofd weer terug. De maan “breekt” ondertussen door de wolken en het lijkt bijna of de zon opkomt. Innerlijk voel ik me in tweeën gescheurd. Ik houd van deze plek maar dit is de laatste keer dat ik hier zit. In Nederland is m'n vriendin en ook in het donker kan ik hier de heuvelrij nog onderscheiden waar ik de Israëlische grens weet. 

Het zijn twee werelden die niet te verenigen zijn. Mijn gedachten spoeden zich naar m’n vriendin, en in mijn hoofd klinkt een flard muziek die goed bij mijn stemming past. “how I wish you were here”. Dit is echter de allerlaatste keer dat ik hier zit?”