Libanon verhaal
Voorwoord
Toen deze opa nog jong was, was de dienstplicht voor jongens nog een normale onderbreking, op weg naar de volwassenheid. Toen nog met 21 jaar.
In 1981 was ik 19 en was het mijn beurt om die plicht te gaan vervullen en dit is het verhaal dat ik over die tijd heb geschreven. Het is een verhaal geworden waarin ik op zoek ben naar de ervaringen van een nog erg jonge versie van mezelf, maar ook naar de ervaring van een voor mij heel belangrijke periode in m'n leven die ik gedeeltelijk in Libanon heb doorgebracht.
De Nederlandse krijgsmacht bestaat nu dan wel uit beroepspersoneel, maar dat is niet altijd zo geweest. Er bestaat ook, nu nog steeds dus, zoiets als een dienstplicht voor mensen van 17 tot 45 jaar. Die dienstplichtigen worden echter niet meer actief opgeroepen en er zijn ook geen plannen om dat weer te gaan doen.
De dienstplicht is in Nederland dus niet officieel afgeschaft, maar sinds 1-5-1997 is wel de opkomstplicht "uitgesteld". Het oproepen van dienstplichtigen zou nu ook niet meer kunnen omdat er gewoon niet meer genoeg kazernes, instructeurs en materieel (zoals uniformen en voertuigen) voorhanden zijn en het zou ook jaren van voorbereiding vragen om dat weer te gaan instellen.
Wie 17 jaar wordt, krijgt echter nog wel een brief van de overheid over de inschrijving voor de dienstplicht. Ook mensen die tot hun 35e (opnieuw) Nederlander worden, krijgen zo'n brief.
Sinds 1 januari 2020 geld die dienstplicht ook voor vrouwen dus tegenwoordig krijgen ook zij zo'n brief van de overheid. Allemaal erg officieel dus. Verder als het ontvangen van die brief gaat de dienstplicht echter niet meer.
Toen ik 17 was, was de dienstplicht echter nog een heel normale onderbreking onderweg naar de volwassenheid die de meeste, toen nog alleen jongens, moesten ondergaan. Voor iedereen begon dat met de oproep voor de militaire "keuring". Toen ik die oproep kreeg werkte ik net een paar maanden bij m’n eerste baas en had ik nog vooral de ruige verhalen van m'n oudere broer (5 jaar ouder dan ik) in gedachte. Collega’s op m'n werk hadden er vooral geintjes over gemaakt en gezegd dat ze in het leger, eindelijk een echte, vent van me zouden gaan maken. Met ongeveer dat idee ben ik er toen ook aan begonnen.
Bij die keuring had ik nog wel "ja" geantwoord op de vraag of ik bereid was om voor de V.N. inzet te worden maar ik had er toen helemaal niet bij nagedacht waar ik nou precies ja op had gezegd.
Het had goed gevoelt en dat was toen meestal goed genoeg voor mij. Met die instelling ben ik dus toen ook aan m'n diensttijd begonnen en werd ik ook, "gewoon" naar Libanon gestuurd.
Toen ik aan de eerste versie van dit verhaal begon, had ik vooral het avontuur van toen in gedachte en ik vroeg me af wat ik eigenlijk nog van die tijd wist. Ik wou dus vooral een ruig verhaal vertellen over m'n Libanon tijd. Zoiets waar je later, als oude man je kleinkinderen mee kunt vervelen.
Ik had toen jaren niet meer echt aan Libanon gedacht en vroeg me af wat ik eigenlijk nog kon opduikelen uit stoffige achterkamers van mijn geheugen. Het schrijven van dit verhaal heeft me vooral de voor mij belangrijke herinneringen weer terug gegeven want als ik door m’n Libanon foto’s kijk, zijn dat vooral veel foto’s van een jongen die staat te poseren met een geladen wapen, (klik) en zich daarbij helemaal "het mannetje” voelt. Die foto’s representeren voor mij dan ook niet echt mijn voornaamste gevoel dat ik heb over m’n Libanon tijd. Foto's maakte ik toen, of liet ik maken op momenten dat ik niets te doen had. Gelukkig heb ik in de laatste weken, met m'n laatste fotorolletje ook nog wat foto's van het landschap gemaakt. Ik heb echter altijd het gevoel dat ik vooral veel foto's, niet heb gemaakt.
Voor mij is het belangrijkste van dit verhaal de vervreemding en het onbegrip die ik heb ervaren bij m’n terugkomst in Nederland want aan de ene kant zijn we in die tijd door de media weggezet als vakantie-soldaten die vooral lekker in de zon hadden gezeten en aan de andere kant was er de totaal ontbrekende nazorg van het Nederlandse leger. De enige "nazorg" die ik feitelijk heb gehad, was een veel te langdradige toespraak op Schiphol. Bij terugkomst in Nederland dus op een moment dat ik daar helemaal geen behoefte aan had. We werden toen bedankt voor de inzet en meer van dat soort officieel geneuzel.