Libanon verhaal
Gewenning
Als je 's Nachts, alleen op wacht zat ging de tijd vaak erg langzaam. Je zat de hele tijd stil op een hard, rood stoeltje in het wachtkotje en door dat stil zitten leek het alleen maar kouder te worden. In de koude januari nachten, hadden we daarom het wachtkotje gedeeltelijk dicht gemaakt met transparante plexiglas platen, om ons een beetje af te schermen tegen de koude wind. De temperatuur kon namelijk in de nachten tot een paar graden boven nul dalen.
Onze post was geplaatst in een stuk niemandsland waar verder niemand kwam en niet echt iets gebeurde. Als je daar dan zo uren zat te koukleumen, reageerde je echt niet meer op ieder schot dat er in de verte te horen was.
Toen ik net in Libanon was, had ik op zo’n moment namelijk nog gespannen naar de radio meldingen geluisterd, die meestal op die schoten volgde, om te horen waar er iets aan de hand zou kunnen zijn. Dat is echter een interesse die snel vervaagt als het weer niets ernstigs blijkt te zijn. Ik luisterde dan ook alleen nog omdat ik verder toch niets te doen had.
Naar m'n vriendin schreef ik over dat soort toestanden echter alleen in een zo zorgeloos mogelijke toon.
In een 's nachts, op wacht geschreven brief had ik zo bijvoorbeeld gezet: “Ik word de hele tijd gestoord door de radio. Er schijnt de één of andere figuur, door ons gebied te rijden die hier niet hoort." Ik schrijf morgen, ik bedoel vanmiddag, wel verder”. Maar dat was ook alles wat ik er over te melden had.
In werkelijkheid was er toen dus de nodige drukte geweest over mogelijke infiltraties bij de plantages aan de kust en er werden verschillende extra patrouilles gelopen om te zien wat er gaande was. Iedereen was dus alert en via de radio was dat allemaal, vrij aardig te volgen. Zolang de radiozenders aan de kust tenminste nog binnen ons ontvangst bereik waren. Dat was echter, bij de draagbare zenders, niet altijd het geval. Dan hoorde je dus alleen de antwoorden van de posten of de CP.
Die “draagbare" zenders die je op patrouille mee had, waren best zwaar. Ze hadden een korte, buigbare antenne en je droeg ze als een soort rugzak op je rug. Iedere patrouille had zo'n radio mee.
Achteraf kan ik makkelijk zeggen dat het, rond onze post altijd rustig was. Maar op zulke momenten zit je natuurlijk wel met de spanning van “wat gebeurt er?” Vooral op momenten dat je alleen de antwoorden van post of CP over de radio kon volgen en de eigenlijke berichten niet of slecht te horen waren.
Als ik tijdens de lange, stille, nachtelijke uren, verder alleen het altijd voort knorrende aggregaat hoorde, had ik natuurlijk veel tijd om te denken. Ik bedacht dan bijvoorbeeld dingen als: "Als iedereen al z'n geld en energie nou eens zou besteden aan het verbeteren van het leven hier, zou het vast veel beter gaan in het midden oosten. Het punt is alleen dat zij denken dat ze alleen door het winnen van hun strijd, hun wereld kunnen verbeterden.
Langzaam maar zeker zijn op die manier toen mijn ideeën over de vele conflicten die ik om me heen zag, veranderd en werd mijn “normale” Nederlandse leven, steeds meer iets van toen ik nog een onbezonnen jongeling was.
Nog in Nederland, had ik bovendien veel sympathie gevoeld voor Israël omdat dat het land was waar de joden woonden die in de tweede wereld oorlog nog aan de gaskamers van Hitler waren ontkomen. Over Palestijnen werd toen sowieso alleen gesproken bij een terroristische actie.
Langzaam en zeker ben ik toen, meer en meer vervreemd geraakt van m’n eigen, oude leven in Nederland. Dingen als naar school gaan en dromen over later, met Bert naar de bioscoop of m’n eerste baan, stonden in Libanon dan ook onvoorstelbaar ver van me af. Alsof het, het leven van iemand anders was geweest, of een jongensboek dat ik ooit eens gelezen had.
In het "gewone" dagelijkse leven liep ik namelijk rond als gewapend militair en zat ik, als onderdeel van een vredesleger, (Wie heeft die krankzinnig tegenstrijdige term eigenlijk bedacht) met negen man op een post in een prachtig weids landschap. Het had me ruim 3000 km van huis gebracht naar dat vreemde, mooie land waar vaak wel ergens schoten te horen waren maar waarin ik me helemaal thuis voelde.
Maar natuurlijk was ik me ook bewust van het feit dat ik weer een keer naar Nederland terug zou moeten, maar een gevoel van naar huis gaan, gaf me dat niet. Vooral toen ik een poos zo geleefd had, werd dat mijn hele wereld. Alles draaide om de taak van “vredesmilitair” en dat is een, niet met het rijke westen te vergelijken levenswijze, waarin ik dus steeds verder wegzonk. Het was daar dan ook heel gewoon dat je daarbij wel eens ergens iemand hoorde schieten.