Libanon verhaal
Losse Stukjes
Volgens mij is het niet lang na dat hoge bezoek geweest, dat ik van een bevoorradingsrondje terug kwam op de post, en een splinternieuw wapen in m'n handen geduwd kreeg. Het was geen van tevoren aangekondigde actie maar gewoon ineens alsjeblieft en dit is vanaf nu je wapen. Ik was ook de enige die op dat moment ineens een nieuw wapen moest.
Waarom ik op dat moment ineens, als enige een nieuwe moest is mij nooit verteld. Het was ook beslist niet zo dat er aan m’n oude "persoonlijke wapen" ook maar iets mankeerde.
Ik heb de sergeant nog wel wel om opheldering gevraagd maar hij was erg kortaf met z'n antwoord. (Misschien had hij zelf ook geen idee?) Zijn antwoord gaf mij in ieder geval een indruk van; zeur niet, dit is nu je wapen. Ik heb verder ook eigenlijk nooit echt geprobeerd uit te vogelen waarom er op dat moment alleen één nieuwe UZI was voor mij.
Hoe dan ook, was het ding zo nieuw dat hij nog helemaal, met een taai soort plakkerig vet was bedekt. Duidelijk nog nooit gebruikt. Voor mijn gevoel leek ik ook ineens weer op een verse, nieuwe soldaat met m’n nieuwe wapen en dat vond ik dus helemaal niet prettig.
M’n oude zal wel terug naar de CP zijn gebracht (Niet door mij overigens.) en Ik heb dus ook geen idee, wat er verder mee is gebeurt.
Op een rustige, zonnige middag kondigde de sergeant aan dat we "schietoefeningen" zouden gaan doen. Als ik me niet vergis, werd alle aanwezige munitie op de post, ieder jaar ververst en de ‘oude’ gingen we dan weg schieten in een verlaten wadi aan de kust.
We gingen dus, met een deel van de manschappen en een paar Y.P.’s, naar die wadi. Er stond daar eigenlijk alleen een oude, dode cederboom die het die middag zwaar te verduren zou krijgen.
Voor m’n punt50 had ik heel wat munitie te verschieten en daar had ik ook zeker wel zin in dus we namen oordopjes, wapens en munitie mee en vertrokken naar de kust. Daar aangekomen, reden we die wadi in en gingen met een stel YP’s naast elkaar staan. We hebben toen natuurlijk wel eerst de wadi geïnspecteerd, en de ceder bekeken. Er was daar al vaker geschoten dus er zaten al heel wat kogel gaten in die oude boom. Het is trouwens best een indrukwekkend gezicht om een boom te zien, waar je je armen niet omheen kunt krijgen, met kogelgaten er dwars doorheen.
Na de inspectie stapten we in en deden onze oordopjes in, iets wat zeker niet overbodig is als je met zoveel wapens tegelijk aan het schieten bent, en begonnen met onze "oefening”.
Het werd een leuke middag aan de kust want tussen de salvo's door was het erg gezellig en hadden we ook tijd om lekker te ouwehoeren met jongens die we niet iedere dag zagen.
De meeste dagen daar, was het echter echter erg rustig. Het leven kabbelde gewoon verder, iedereen had z’n taken en niemand maakte zich echt druk om een paar geweerschoten of een ver mitrailleur salvo.
Er waren rustige middagen, en avonden die erg gezellig waren in onze prefab als er wat muziek draaide en geouwehoerd werd. Gewoon jongens onder elkaar dus.
Tijdens zo’n rustige avond zaten we met een paar jongens in onze huiskamer en het was bijna tijd voor de nachtelijke patrouille toen plotseling de kachel in de huiskamer in brand stond. Het kon in de nacht, fors afkoelen en dan is zo’n kacheltje erg prettig. Die kachel was een eenvoudige allesbrander die we op benzine lieten branden.
Op die avond toen het mis ging, stond dat kacheltje plotseling in lichterlaaie. Benzine is best een explosief goedje dus voordat we goed en wel doorhadden wat er gebeurde, sloegen de vlammen al tegen het golfplaten dak van onze huiskamer. Iedereen sprong overeind en een paar jongens wilden al met de wapens van de post gaan slepen om alles in veiligheid te brengen. (De wapens stonden in de wapenkast in de keuken en dat was de andere ruimte in die zelfde prefab.) Gelukkig viel het mee want iemand had de tegenwoordigheid van geest om gewoon de brandstoftoevoer af te sluiten en toen was het vuur ook erg snel weer uit.
Het had er wel even ernstig uit gezien en de vlammen lieten een enorme zwarte vlek achter in onze huiskamer. Een vlek die we, de volgende dag, gewoon hebben weg geschrobd met een emmer sop, Daarna was er niets meer van te zien. De wanden van de prefab waren dus niet verbrand. Ze waren ook van een brandvertragend materiaal en dat gaat niet zo maar in vlammen op. Toen iedereen van de schrik was bekomen, hebben we nog wel, hartelijk gelachen om de situatie en vooral om elkaars reacties.
In het dorp, vlakbij de CP woonde een vrouw die de was voor ons deed. Die hoefden we dus gelukkig niet zelf te doen. We brachten de was gewoon weg en haalden hem weer op, samen met de voorraden vanaf de CP. De was werd dus prima verzorgd en we kregen alles schoon en opgevouwen terug. Ik ben ook nooit iets kwijtgeraakt in de was terwijl ze toch voor best veel van ons de was deed. Alleen alles rook een beetje typisch want ze had natuurlijk geen wasverzachters of zeep met dennen geur. Maar we zullen tegen die tijd, zelf ook wel een beetje typisch geroken hebben.
Bij die vrouw hebben we ook wel eens thee gedronken maar dat en een enkele herder of handelaar, was ook het enige contact dat we hadden met de lokale bevolking. We zaten namelijk nogal afgelegen en de Libanese bevolking ging normaal gesproken nooit het niemandsland rond onze post in. We kwamen daar dus hooguit zo'n herder tegen, die met zijn kudde geiten door het ruwe binnenland trok en af of toe een handelaar die met z’n handel in de kofferbak van een oeroude Mercedes, zover als z'n auto het redde, langs de posten reed. Die handelaar kwam echter alleen als het droog was. Z'n auto was niet geschikt voor de, anders erg glibberige rots paden.
Het was ondertussen allang vanzelfsprekend om door Libanon te lopen of rijden als de gerespecteerde en gewapende, militaire macht die de oorlog op een afstand houdt en het was gewoon dat je daarbij wel eens ergens iemand hoorde schieten.
De meeste mensen in Libanon wilden echter gewoon vrede en dat was waar wij, door onze aanwezigheid voor zorgden maar het was dus wel een gewapende vrede.
Ongemerkt ben ik in die tijd meer en meer vervreemd geraakt van m’n oude leven als schoolverlater in Nederland. Dat leven was daar in Libanon ook wel erg ver weg. Dingen als naar school gaan, m'n brommer opvoeren, dromen over "later” of uitgaan en sleutelen aan oude auto’s, leken daardoor iets uit een jongensboek van lang geleden.
Toen ik op een dag terug kwam van een bevoorrading rondje, hadden de jongens wilde verhalen over een zware ontploffing die om ongeveer kwart voor twaalf was gehoord. De precieze plaats van die explosie was natuurlijk moeilijk aan te wijzen, maar volgens Jan B, die op dat moment op wacht had gezeten, was het ergens achter T geweest.
Zelf heb ik van de hele explosie, terwijl ik een paar heuvels verderop reed, natuurlijk helemaal niets gehoord. De hele post was echter in rep en roer en er werd uitgebreid gespeculeerd over wat het geweest kon zijn. Later hoorden we dat er, niet ver achter Tango, een waterpunt geblazen was.
In de rotsige bodem van zuid Libanon, kom je echter met een schop niet ver en moet je met grover materieel te werk gaan. Dat grovere materieel van hun keuze was blijkbaar dynamiet geweest.
Op een dag hield De DFF van majoor Haddad oefeningen op een paar kilometer van de post. Het was vanaf de post niet te zien maar wel prima te horen. In principe was ieder schot verboden zonder toestemming van UNIFIL maar voor een paar losse schoten werd natuurlijk nooit toestemming gevraagd. Een compleet geoefend slagveld is een heel ander verhaal. Toen we een goed half uur bij het wachtkotje hadden staan luisteren naar schoten en radio berichten, was het weer stil. Blijkbaar had UNIFIL wel iets te vertellen dus.
De Libanezen liepen gewoonlijk rond met volledig doorgeladen wapen en op patrouille werd het wapen vaak nog een keer extra door geladen. Dat hoort gewoon bij hun gedragspatroon. In het Nederlandse leger zou dat natuurlijk, absoluut ondenkbaar zijn. Er zou eens iemand gewond kunnen raken. Oefenen doe je hier met losse flodders en zelfs dan moet je voorzichtig zijn. Voor iedere patroon moet verantwoording worden afgelegd en iedere lege huls moet weer worden ingeleverd want iedere losse flodder is een groot gevaar voor de volksgezondheid. Zelfs het magazijn in het wapen is hier al vreemd en bij een latere UN missie mocht zelfs dat niet meer. Om met een zomaar doorgeladen wapen te lopen was dan ook absoluut ondenkbaar voor ons.
De Libanese militair had ook nooit vrije tijd en sliep in een tent. Hij had dienst van het moment dat hij in het leger ging tot het moment dat hij er weer uit mocht. Wij Nederlanders lieten een prefab bouwen en hadden wel vrije tijd. We hadden dus ook wel eens tijd om in de zon te gaan liggen luieren. Op ons kwam dat Libanese leger echter over als een zootje ongeregeld. Ze liepen met of zonder baret, pet of helm en met hun handen in de zakken van een uniform wat nauwelijks uniform was. Dat is in het Nederlandse leger dan weer ondenkbaar. Officieel tenminste wel. Wij hechten blijkbaar veel waarde aan uniformiteit, netheid en de indruk die we, bij mensen achterlaten. Ons leger representeert ons land en dat moet dus Keurig, stipt en ordelijk overkomen. Het, is dus allemaal een kwestie van prioriteiten.
In wat vrije uren hebben we natuurlijk ook wel ons best gedaan om de “huiskamer” op onze post een beetje gezelliger te maken. De sergeant van onze voorgangers, die de eerste "bewoners" van post 7-6b waren, had al een muurschildering in de huiskamer gemaakt en wij hadden een klein barretje gemaakt met een paar planken en wat bamboe riet dat we aan de kust hadden gehaald. Wel een alcoholvrije bar natuurlijk, want onze erg fanatieke beroeps-sergeant vond het beslist niet goed als er alcohol werd gedronken op z'n post, wat trouwens niet helemaal is gelukt want eén van de jongens had van thuis een paar flessen jus d'orange met een stevige shot laten komen. Zelf heb ik echter in Libanon geen alcohol gedronken.
Na Libanon heeft die fanatieke sergeant trouwens z’n loopbaan bij de commando’s voortgezet, waar hij het geloof ik best ver heeft geschopt. Op de meeste andere posten werd echter, natuurlijk buiten dienst tijd, wel eens een biertje gedronken maar bij ons dus niet.
De herders zwierven ondertussen dagelijks, ongestoord, met hun kuddes, door de ongerepte heuvels. Wij reden of liepen, gewapend en wel door de zelfde heuvels en als we elkaar tegen kwamen was er een vriendelijke groet over en weer. Tegen die achtergrond zijn dingen als kogelgaten en kapotgeschoten huizen, na verloop van tijd, een heel normaal bijverschijnsel. Ze horen bij het land als iets dat er altijd al geweest is en voor mij, alleen maar maanden daar, was het er ook altijd geweest. het land van voor de Libanese oorlogen heb ik namelijk nooit gekend.
Naarmate de maanden in Libanon verstreken, heeft zich bij mij, onopvallend een proces van vervreemding voltrokken. Het had gevoeld alsof ik gewoon aan het land en de omstandigheden daar wende, maar in werkelijkheid veranderde ik wel degelijk van een dienstplichtige, Nederlandse schoolverlater die op avontuur was gestuurd, in een gewapende militair die een gebied verdedigd tegen zogenaamde terroristen. Tijdens m’n vakantie in Nederland was ik mij voor het eerst ook een beetje bewust geworden van die veranderingen.
Na weken van serieuze regenval was bij post 7-6d, Eén van de posten die we moesten bevoorraden, het wachtkotje gedeeltelijk ingestort. Bij sommige posten onder andere de onze, was dat kotje gewoon los op de aarden wal, die de post omheinde, geplaatst en door de overvloedige regen ging alles aan het verzakken en stortte uiteindelijk in. Later is dat met het onze ook gebeurt. Bij 7-6d waren er dus genisten aanwezig om voor de reparatie te zorgen. (Genisten zijn de bouwers van het leger.)
We zijn toen een paar keer met hun drietonner (vrachtwagen) naar de kust gereden om een paar aanhangers stenen op te halen en daarmee ons terrein enigszins te verharden.
Langs het "strand” lagen veel keien dus daar hebben we ze gewoon opgeschept en zo werd het iets beter begaanbaar. Onze keuken en huiskamer waren namelijk iedere keer weer een smerige glijbaan omdat iedereen zo met zijn modderklompen naar binnen kloste en met die keien werd dat een stuk minder. We hebben toen ook, met het zelfde doel een paar keurige paden aangelegd op de post.
Op een rustige, zonnige dag hebben we zo ook een keer onze patrouille, overdag gelopen en dat was wel mooi want zo kon ik foto’s maken van het gebied waar ik al die tijd ‘s nachts gelopen had. Het waren m’n laatste paar foto’s want ik had dus op vakantie geen nieuwe rolletjes gekocht en de rolletjes voor mijn cameratje, verkochten ze daar nergens. Waarom heb ik eigenlijk niet gewoon een goede camera met rolletjes daar gekocht want dat kon dus wel? Ik heb zelfs wel eens met een “Canon”spiegelreflexcamera in m’n handen gestaan. De handelaar, die met z’n oude Mercedes wel eens langs de posten reed, had die toen bij zich gehad, maar die heb ik toen niet gekocht. Hoeveel foto's zou ik dan gemaakt kunnen hebben? Maar, om eerlijk te zijn was ik gewoon niet zo'n fotograaf toen. Dat soort dingen bedacht ik dus ook pas toen ik allang weer thuis was. Toen ik er nog middenin zat, was mijn hoofd niet echt bezig met herinneringen verzamelen omdat toen Libanon nog de gewone wereld was. Later heb ik vaak dingen bedacht waar ik eigenlijk foto's van had moeten (laten) maken. Zo heb ik bijvoorbeeld geen enkele (actie) foto van mezelf terwijl ik op de YP zit.
Op vrijdag morgen 5 maart zijn er, voor onze post, tussen de struiken, twee geitjes geboren. Omdat de post was gebouwd langs het oude geitenpad, kwam de geitenhoeder iedere ochtend langs de post gelopen met zijn kudde geiten. Deze ochtend was er een hoogzwangere geit die, precies bij ons voor de post, begon te bevallen. De geiten hoeder had moedergeit zo, tussen de struiken, achter gelaten toen ze begon. Ik had toen wacht dus ik kon er niet naar toe.
Theo die na mij om 9 uur, de wacht moest overnemen, wou nog graag even blijven kijken en foto’s maken. Natuurlijk wilde ik ook graag even gaan kijken, maar aangezien ik toch geen lege fotorolletjes meer had, nam ik gewoon zijn wacht nog een poosje over. De geitenhoeder kwam toen gewoon ‘s middags weer langs. Hij tilde de jonge geitjes aan een voorpoot op en nam ze zo mee. Moedergeit had alle sporen van de bevalling weggewerkt, denk ik, want toen ik ook kon gaan kijken, was er niets meer te zien.
Die zelfde avond schreef ik het voorval aan m'n vriendin en in de zelfde brief schreef ik ook: “Het is 21:00 uur en ik moet zo op patrouille (het regent) Ik schrijf straks wel verder. 3:40 uur. Zo, gelukkig zijn we niet zo nat geworden want toen we goed en wel op weg waren, stopte het met regenen. Het heeft wel de hele nacht nog geonweerd. Dat is een mooi gezicht, tussen de bergen of boven de zee. Het verplaatst zich razendsnel en op het moment rommelt het alleen nog maar een beetje”.
Op een dag, was ik net buiten de aarden wal die onze post omheinde, alleen lekker in de zon bezig. Ik stond daar alleen bij ons afvalgat, met een bij een handelaar gekochte Russische bajonet, bamboe voor ons barretje schoon te maken. De zon scheen en Flair, die me was gevolgd, scharrelde wat rond. Het aggregaat, wat je op de post continue hoorde, was daar niet te horen en ik kon kilometers ver om me heen kijken. Terwijl ik daar heerlijk stond te genieten, kwam Jan V even kijken en maakte toen deze foto van me.