Libanon verhaal
De scholier en de veteraan
Toen ik op 29-04-1982 officieel afzwaaide uit het leger, moest ik weer gewoon gaan werken bij m'n oude baas. mijn gewone vaste baan die ik voor Libanon al had, had ik dus gewoon gehouden terwijl ik tussendoor even m'n dienstplicht vervulde. Zo was dat toen namelijk wettelijk geregeld.
Voordat ik naar Libanon ging, had ik nog wel in dat “werknemersbestaan” gepast. Dat was echter toen al, alleen maar m’n bron van inkomsten, geweest. Na Libanon bleek er echter een enorme kloof tussen m’n collega's en mij te zijn ontstaan. Mijn idee over wat normaal is, was namelijk erg veranderd maar gesprekken in de werkkantine, gingen, na de eerste “hoe was het in Libanon?” vragen, al snel weer over gewone dingen waar ik, zeker op dat moment, echt geen interesse voor op kon brengen. Ik herinner me bijvoorbeeld de zitmaaier die een collega had gekocht.
Door die verandering, leken zij en ik in twee totaal verschillende werelden te leven en met een steeds grootere tegenzin ging ik dagelijks nog wel naar dat werk toe.
Ondertussen wachtend op de gesprekken die ik met mijn vriendin zou gaan hebben. Met haar, dat dacht ik tenminste, zou ik over alles kunnen praten. Ik moest alleen nog even wachten tot ze klaar was met haar schoolexamen en naar me toe zou komen.
Die vriendin was twee en een half jaar jonger dan ik. Een middelbare scholier die haar eindexamen op een Drents VWO bijna had afgerond. Ze was bijna 18 jaar en zat nog helemaal in dat, we moeten de wereld redden stadium, dat je toen vaak zag bij idealistische adolescenten.
Zelf was ik ondertussen een ex-militair van 20 die tegen mijn zin, weg had gemoeten uit de Libanese burgeroorlog.
Nu ik dit zo neer heb getypt besef ik ook hoe vreselijk groot de kloof tussen ons, toen feitelijk al was. Het is alleen erg jammer dat wij dat toen, verliefd als we waren, niet zo zagen.
We kwamen dus uit twee totaal verschillende werelden, die voor ons allebei afzonderlijk, tot op dat moment “gewoon” waren geweest. We zouden elkaar weer ontmoetten onder omstandigheden die voor ons allebei afzonderlijk, zeker niet vreemd, maar om verschillende redenen, wel onwennig waren. Ik moest alleen nog "even" wachten tot zij klaar was met haar school en naar mij, toe zou komen.
Alleen toen de middelbare schoolse beslommeringen van m’n vriendin, achter de rug waren, en ze naar me toe kwam, bleek de kloof tussen die scholier en de veteraan een onoverbrugbaar grote te zijn geworden.
We zaten op m’n zolderkamer, op kussens op de grond, zoals we zo vaak deden en er speelde wat muziek op m'n stereo. De zon scheen door m'n zolderraam en er heerste een heel prettige sfeer voor een goed gesprek.
In eerste instantie wilde ik alleen een onschuldige anekdote vertellen in reactie op iets wat zij even daarvoor had gezegd, maar bij de eerste flard die ik over Libanon sprak, snoerde ze me onmiddellijk en totaal de mond met die woorden die ik haar nog zo hoor uitspreken:
“ik wil liever niet over de oorlog praten! Vind je dat erg?…"
Ja natuurlijk vond ik dat erg, maar ik was zo totaal uit het veld geslagen door haar, voor mij, totaal onverwachte afwijzing, dat ik in eerste instantie even helemaal niets meer te zeggen had.
Haar afwijzing was totaal onverwacht en ik had dat ook echt niet zien aankomen. Het liet me achter met een gevoel van totale verdoving en van een enorme afstand hoorde ik mezelf nog “neu da geef nie” zeggen. Dat, moet echter de grootse leugen zijn geweest die ik ooit heb uitgesproken.
Juist met haar, wou ik er over praten en m'n ervaringen delen. De mogelijkheid dat, juist zij, er helemaal niet over zou willen praten was nog geen seconde bij me opgekomen.
In tegenstelling tot al die anderen die ik iets had geprobeerd te vertellen, zou zij me toch juist begrijpen? Dat dacht ik tenminste. Wij konden toch altijd over alles praten? Ik heb op dat moment nog wel een beetje tegen gesputterd met: “Maar, Ik wil ook niet over oorlog praten”, maar verder heb ik niet laten merken dat ik haar weigering echt heel erg vond. Een totale afwijzing van alles wat ik aan ervaring uit Libanon had meegenomen had ik echt niet zien aankomen.
Zij, op haar beurt, wou natuurlijk vooral praten over haar eigen plannen en alles wat haar op dat moment bezig hield. Ze had namelijk net haar middelbare school opleiding afgerond en wou praten over haar toekomstplannen. Vakantie, studie en dat soort dingen, Dingen die een scholier bezig houden dus.
Normale westerse idealen uit een tijd die ik ondertussen, ver achter me had gelaten.
Het waren dingen, die ze mij in Libanon ook al had geschreven en daar, had ik graag gelezen wat ze ook maar te vertellen had. Terug in Nederland wou ik echter ook graag over m’n eigen ervaringen en gedachtes praten.
Voor mij persoonlijk zou het misschien, op dat moment wel beter zijn geweest als ik kwaad zou zijn geworden, maar ik was denk ik te zeer uit het veld geslagen om nog iets te kunnen voelen. Bij alle anderen die ik iets had geprobeerd te vertellen had ik tenslotte ook al voornamelijk onbegrip en desinteresse geoogst. Ouderen waren bijvoorbeeld steevast over hun tweede wereldoorlog begonnen, als ik iets over Libanon probeerde te vertellen. Daarom ook, had ik denk ik al mijn hoop op haar gevestigd.
Mijn, meer verstandelijke zelf, vraagt zich nu, jaren later af hoe het zou zijn gegaan als ze wel had willen luisteren. Zou zij me dan ook begrepen hebben? Alle anderen konden toch ook niet bevatten wat ik probeerde te vertellen. Eigenlijk kon ik toen zelf ook nog helemaal niet onder woorden brengen wat ik voelde of te zeggen had. Als ik al iets probeerde te vertellen, stoeide ik met m'n woorden want, binnen vetter als ik toen was, had ik nooit geleerd om over gevoelens te spreken.
Hoe kun je iemand die nog nooit een wapen in de hand heeft gehad ook uitleggen hoe het is om te leven met de noodzaak om bewapend te zijn? Hoe kun je iemand duidelijk maken hoe het vanzelfsprekend is dat je, een geladen wapen mee pakt uit de open kast in de keuken? Hoe kun je vertellen hoe geluiden van geweervuur en kapot geschoten geschoten huizen, een heel vanzelfsprekend bijverschijnsel kunnen zijn? Hoe kun je vertellen hoe het is om te proberen een zogenaamde vrede te bewaren, in een land waar men al een paar generaties lang geen echte vrede meer heeft gekend?
Dat kun je niet echt uitleggen aan mensen die de oorlog alleen kennen van een kort journaal item op tv of een, vooral spannend geromantiseerde film op T.V. Het was toch ook al niet echt over gekomen bij m'n vader of andere ouderen die hun oorlog alleen kenden in hun rol als onderdrukt burger kind.
Net als dat de vrede niet over komt bij mensen die alleen oorlog en conflict kennen, kun je mensen die hun hele leven in het veilige, vrije westen zijn geweest, niet vertellen wat voor gevoel het geeft als de aanwezigheid van jou en je maten, een complete oorlog op afstand houdt terwijl je ondertussen wel de spanning voelt groeien.
Het is ook sowieso heel moeilijk om iets te vertellen als je zelf de zaak ook nog niet echt overziet. Gewone mensen in het vredige Nederland zagen, wat ik probeerde te vertellen sowieso alleen maar als een spannend avontuur.
Het probleem met het overbrengen van ervaringen uit een crisisgebied in een ver land, is ook dat je spreekt tegen mensen die alles wat je zegt, meten met hun eigen veilige, westerse maatstaven. Ze bekijken het zoals je, vanuit je eigen luie stoel, een spannende film op tv bekijkt.
Niemand bracht dus het geduld op om echt naar me te ‘luisteren’, en ik stond er uiteindelijk helemaal alleen voor. Ik heb toen dan ook nooit echt met iemand over Libanon kunnen praten.
Daarom ook, ben ik aan dit verhaal begonnen. Natuurlijk heb ik nog wel meerdere keren geprobeerd om er met m'n, erg antimilitaristische, ondertussen echtgenote over in gesprek te komen, maar dat stuitte iedere keer weer op een muur van protest. Libanon was voor mij een overweldigende herinnering van gewapende kameraadschap in een prachtig land. Maar naar haar was het een fout onderwerp waar niet over gepraat kan worden.
Mijn Libanon maten, zag ik niet meer en alle anderen begrijpen er echt helemaal niets van. Je moet er ook bij bedenken dat we toen in een heel andere tijd leefden. Het internet bijvoorbeeld, was toen nog een verre utopie.
Na zoveel onbegrip en vooroordeel, klampte ik me dus maar vast aan de gedachte dat er later, wel een gesprek met haar, mogelijk zou zijn. Ze kon het gewoon nog niet bevatten dus moest ik gewoon nog even wachten tot ze er klaar voor zou zijn.
Eerlijkheidshalve moet ik er ook bijvertellen dat ik waarschijnlijk op dat moment ook gewoon te verliefd was om er echt zwaar aan te tillen. Ik was nog jong en had “tijd zat” toch? Maar het is een feit dat ik nooit over Libanon gesproken heb. In het begin sprak ik dus weinig omdat Libanon het enige was wat me bezig hield. Later omdat ik zo ver was afgestompt dat ik alleen nog maar –de man van– of –de vader van– was.
Op m’n werk, waar ik een paar weken na m’n terugkeer weer gewoon moest beginnen, was ik al heel snel weer gewoon een van de collega's geweest en vanuit het leger kwam dus ook geen enkele vorm van nazorg.
Terwijl je vanuit een leger oogpunt, denk ik, juist zo goed naar die situatie had kunnen kijken. Dan zou de overgang naar het burger leven in Nederland ook veel minder extreem zijn geweest denk ik. Het zou zoveel beter zijn geweest als het niet gegaan was van; goed gedaan jong, hier heb je een medaille en doei.
Net terug uit Libanon, heb ik van verschillende mensen wel eens de opmerking gehad dat ik echt veranderd was. Mijn goede jeugdvriend, Bert en zijn familie hebben me dat toen bijvoorbeeld vaker op het hard gedrukt. Vanuit mijn oogpunt was echter de wereld veranderd en niet ik.
Mijn vriendin negeerde mijn hele Libanon periode echter als de onaangename bijkomstigheid die het, voor haar ongetwijfeld ook was geweest. Alleen maar dienstplicht toch? Voor haar was het iets wat maar snel vergeten moest worden. Als je ergens niet over praat, blijft er alleen maar een onaangename bijkomstigheid over toch?.
Een vriend die je uitgebreid verteld over z’n oorlog belevenissen, beantwoord ook niet bepaald aan het ideaalbeeld van een antimilitaristische student, maar als je zo’n vriend vervolgens in een kleurig, gestreepte broek steekt, kun je, tenminste bij je hippie vrienden de illusie hooghouden dat, dat onaangename, er niet is.
Toen een jaar na terugkomst, m’n vriendin mijn vrouw werd, was Bert nog wel m’n getuige maar eenmaal getrouwd, zagen we elkaar eigenlijk alleen nog omdat Bert nou eenmaal een collega en jeugdvriend was en we samen naar ons werk reden. Toen ik dus bij dat werk ontslagen werd, zag ik hem ook echt helemaal niet meer.
Thuis mochten er toen ook beslist geen oorkondes of foto’s aan de muur hangen die niet in haar ideaalbeeld pasten. Niets dat haar aan dat onaangename stukje van mijn verleden zou kunnen herinneren. Eigenlijk heb ik me, tijdens m’n hele huwelijk met haar, altijd voorgedaan als iemand die ik niet was.
Zij wou dus echt niet zien dat ik zeker niet meer de jongen was waar ze verliefd op was geworden. Die jongen was in een, voor mij ver verleden achter gebleven. Zij was geloof ik ondertussen van de de overtuiging dat ze me alleen maar een beetje hoefde bij te schaven om aan haar ideaalbeeld te voldoen. Een verschijnsel waardoor ik meer relaties in zwaar weer heb zien geraken. Misschien zag ze mij ook vooral als een perfecte ontsnapping uit haar eigen jeugd. Voor haar was ik, denk ik ook iets dat niemand van haar verwacht had. Zoals ik al zij, moest ik alleen maar een beetje worden bijgeschaafd. Een beetje worden opgevoed zogezegd. Misschien zou ik voor Libanon de persoon die ze wou, nog wel kunnen zijn geworden. Na Libanon zeker niet meer. Zij heeft alleen nooit onderkend dat er door Libanon iets veranderd zou kunnen zijn. Ze heeft daar nooit over willen praten.
In de jaren van mijn huwelijk was ik trouwens zeker wel gelukkig vooral toen ik vader was geworden. Maar op de achtergrond was er toch ook altijd dat gevoel dat ik het leven van een vreemde leidde.